Cookies

Deze website maakt gebruik van cookies voor het optimaliseren van de gebruikservaring.

  • functionele cookies

    Functionele cookies zijn noodzakelijk om de goede werking van deze website te garanderen. 

  • analytische cookies

    Cookies van Google Analytics en Hotjar worden door deze website gebruikt voor het anoniem analyseren van het gebruik van de website. 

  • tracking

    Deze website maakt optioneel gebruik van de zogenaamde Facebookpixel (tracking cookie) om advertenties te plaatsen die voor jou interessant kunnen zijn. Meer informatie over de privacy-aspecten hiervan is te vinden op Facebook

Ga naar content
Gezondheidszorg

Pioniers in de verpleegkunde

Het verzorgen van zieken is van alle tijden en plaatsen. Maar tot halverwege de 19e eeuw was verpleegkundige nog geen officieel beroep, waar je een opleiding voor moest hebben. Zieken werden thuis verzorgd door hun familie of opgenomen in een gasthuis voor de armen. De komst van de moderne geneeskunde bracht hier langzaam verandering in. Een verpleegkundige kreeg, naast de arts, een volwaardige rol in de behandeling van patiënten. Lees hier over de inzet van vrouwen die dit mogelijk maakten.

Zorg was ongeschoold werk
Tot halverwege de 19e eeuw werden zieken vooral thuis door hun naasten verzorgd. Af en toe kwam een arts op bezoek om te kijken hoe het met de patiënt ging. Voor de allerarmste mensen waren er gasthuizen, maar dit was een laatste redmiddel. Deze huizen waren namelijk vies en overvol. Als je hier terecht kwam, dan liep het meestal niet goed met je af. Het sterftecijfer was erg hoog. Patiënten moesten bedden delen, zaten onder de luizen en de verzorging was hardhandig. Het personeel bestond uit ongeschoolde zaalmeiden of knechten, die vaak een verleden hadden met prostitutie of criminaliteit. 

Moderne geneeskunde vroeg om verpleegsters
In de tweede helft van de 19e eeuw kwam de geneeskunde snel in ontwikkeling. Er werden medische uitvindingen gedaan, zoals narcose, desinfectie en medicatie, waardoor meer uitgebreide behandelingen werden uitgevoerd. Maar dit kon niet langer vanuit huis gedaan worden. Er kwamen operatiekamers met een strenge hygiëne en zalen om de patiënt te verzorgen. Verpleegsters waren nodig om de arts te assisteren bij ingrepen en de patiënt dag en nacht te bewaken.

Alleen beschaafde dames mochten opleiding volgen
Niet iedereen kon zich voor een opleiding tot verpleegster aanmelden. De Vereniging van Ziekenverpleging werd in 1843 opgericht om zieken uit een goed milieu thuis zorg te bieden.  Alleen ‘beschaafde vrouwen’ kregen toegang tot de opleiding van verpleegster. Ook selecteerde het Witte Kruis, bedoeld voor bestrijding van epidemieën, vanaf 1878 vrouwen uit de hogere klassen voor hun opleiding. Ze werden zorgvuldig getoetst op hun afkomst, reputatie en beheersing van de Nederlandse taal. Pas een eeuw later kwam er verandering in de toelatingseisen en was een vooropleiding, zoals middelbaar onderwijs, voldoende.  

Van verpleegster naar verpleegkundige
De kwaliteit van de opleidingen liep sterk uiteen. In 1921 kwam er vanuit de staat een regeling om toezicht te houden op de opleidingen en examens. Ondanks de nieuwe wetgeving bleef het verschil tussen opleidingen nog tot 1973 bestaan. Een opleiding moest door een onderwijsinstelling aangeboden worden en het examen werd landelijk geregeld. Ook veranderde in 1966 de naam ‘verpleegster’ naar ‘verpleegkundige’. Dit was een belangrijke ontwikkeling voor het vakgebied. Er was kennis en kunde nodig om het vak te mogen uitoefenen.

Sla informatie over
i

Kitty Verbeek

Catharina Anna Maria (Kitty) Verbeek volgde in 1939 de opleiding tot psychiatrisch verpleegster in het Provinciaal Ziekenhuis te Santpoort. Tijdens de Tweede Wereldoorlog haalde ze ook haar diploma voor de algemene ziekenverpleging in het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam. Haar hele carrière zette ze zich in voor het verbeteren van het vak. Zij deed dit met een internationale blik, dat voor die tijd bijzonder was.

Kitty Verbeek nam vernieuwing mee uit het buitenland
Kitty werkte lange tijd in Parijs, Londen, Egypte en India. Door deze buitenlandse invloed vormde zij haar visie op het vak van verpleegkunde. Zo vond zij dat een verpleegkundige zelf verantwoordelijk moest zijn voor 4 of 5 patiënten. Tot die tijd werkte een verpleegkundige alleen taakgericht. Dit idee deed ze op in andere landen en is uiteindelijk ook in de Nederlandse ziekenhuizen doorgevoerd.

Hbo voor verpleegkundigen
Terug in Nederland zag Kitty dat de rol van de verpleegkundige sterker moest worden. Langzaam weekte de verpleging zich los van haar ondergeschikte rol aan de arts. Hiervoor was goed onderwijs nodig. Kitty werd directeur van de Hogere Opleiding voor Verpleegkundigen in Leusden. Zij stond voor beter onderwijs voor docenten en leidinggevenden. Ook stond zij aan de basis van de hogere beroepsopleiding voor verpleegkundigen (hbo-v). In deze opleiding was meer aandacht voor theorie en vernieuwing van het beroep.

Sla informatie over
i

Sientje van Hulst

Pionier van de wijkverpleegkunde is Aafke Gesina (Sientje) van Hulst. Ze kwam uit een goed milieu, maar was desondanks niet in het bezit van een diploma ziekenverpleging. Zij trok zich het welzijn van de armere medemens aan. Daarom richtte Sientje in 1894 in Harlingen een eerste vorm van wijkverpleging op. In 1902 werd dit bij het Groene Kruis gevoegd, dat symbool staat voor wijkverpleging.

Rust, reinheid en regelmaat
Sientje van Hulst wordt niet alleen gezien als oprichter van de wijkverpleging, maar zij zorgde er ook voor dat het een volwaardig beroep werd. Zij deed dit bijvoorbeeld door het geven van de Moeder- en Bakercursus, om verpleegsters te leren over de verzorging van zuigelingen. De drie woorden ‘rust, reinheid en regelmaat’ zijn bij velen bekend geworden en afkomstig van het werk van Sientje. Dit had als doel om voor wijkverpleging een volwaardige opleiding op te zetten. In 1927 richtte ze de Nederlandse Bond voor Wijkverpleging op, dat het contact tussen wijkverpleegsters onderling verbeterde.

Wijkverpleegkundige van wieg tot graf nodig
Lange tijd was de wijkverpleegkundige, die tot halverwege de jaren ’60 wijkverpleegster werd genoemd, vaak op de fiets, brommer of in de welbekende eend, niet uit de maatschappij weg te denken. Ze was betrokken bij de zorg vanaf de wieg tot het graf. Via de wijkgebouwen stonden de wijkverpleegkundigen midden in de samenleving, en waren daarmee ook een luisterend oor, bemiddelaar en opvoedkundig adviseur.